in stukken breken (v) (voorwerpen) | romperse (v) (voorwerpen) |
in stukken breken (v) (vernieling) | desintegrarse (v) (vernieling) |
in stukken breken (v) (vernieling) | romperse (v) (vernieling) |
in stukken breken (v) (vernieling) | deshacerse (v) (vernieling) |
in stukken breken (v) (voorwerpen) | hacerse pedazos (v) (voorwerpen) |
in stukken breken (v) (voorwerpen) | romper (v) (voorwerpen) |
in stukken breken (v) (voorwerpen) | hacer añicos (v) (voorwerpen) |
in stukken breken (v) (vernieling) | quebrarse (v) (vernieling) |
in stukken breken (v) (vernieling) | desmoronarse (v) (vernieling) |